Het operatieve geheugen van een moderne computer wordt gekenmerkt door verschillende parameters. De meest bekende zijn volume en frequentie, maar geheugenlatentie, ook wel timing genoemd, is ook een belangrijke indicator.
Computer Random Access Memory (RAM) is een vluchtig geheugen dat OS-componenten en actieve programma's bevat. De hoeveelheid geheugen is van invloed op hoeveel informatie het tegelijkertijd kan bevatten, en daarmee op het aantal actieve toepassingen. De frequentie kenmerkt de snelheid van het geheugen, dat wil zeggen het aantal bewerkingen (cycli) per seconde.
De stamvader van het computergeheugen werd in 1834 gecreëerd door Charles Babbage. Dit mechanische apparaat, de winkel genaamd, bewaarde de tussentijdse resultaten van de berekeningen van de Analytic Engine.
Latency, of timings, tonen het aantal klokcycli dat is besteed aan interne bewerkingen, met andere woorden, timings kenmerken eenvoudig geheugen.
Principe van geheugentoegang
Om deze of die timings te begrijpen, is het de moeite waard om dieper in te gaan op geheugentoegang. Vereenvoudigd kan een geheugenchip worden weergegeven als een tabel, waarbij elke cel overeenkomt met een geheugenelement dat één bit opslaat.
Wanneer een specifieke cel wordt geselecteerd, worden de kolom- en rijnummers via de adresbus verzonden. De eerste is de Row Access Strobe (RAS) en vervolgens de Column Access Strobe (CAS).
Na het selecteren van een cel worden er verschillende stuurimpulsen naar toe gestuurd - controleren op schrijftoegang, schrijven, lezen of opladen. Bovendien zijn er vertragingen tussen deze bewerkingen, die timings worden genoemd.
Soorten timing
Er zijn vier verschillende timings zoals gespecificeerd door de geheugenfabrikanten.
CL (CAS-latensie) - CAS-latentie is de wachttijd tussen de CAS-puls en het begin van het lezen. Met andere woorden, het aantal ticks dat nodig is om een cel te lezen, als de vereiste rij al open is.
T RCD (Row Address to Column Address Delay) - vertraging tussen RAS- en CAS-pulsen. Timing toont de tijd tussen het openen van een rij en het openen van een kolom.
T RP (rij voorlaadtijd). Deze timing is de vertraging tussen de impuls om de actieve lijn te sluiten en de RAS-impuls om de volgende te openen.
Soms kun je een record tegenkomen zoals 6-6-6-18-24. Hier geeft het vijfde cijfer de timing van de opdrachtsnelheid aan - de vertraging tussen de puls voor het selecteren van een microschakeling in de geheugenmodule en de activering van de lijn.
De som van deze timings karakteriseert de vertraging tussen het lezen van een specifieke geheugencel als een andere regel open is. Fabrikanten geven deze drie parameters meestal aan, maar soms zie je de vierde - T RAS.
T RAS (Row Active Time) - het aantal tikken tussen de RAS-puls en de puls die de rij sluit (Precharge), dat wil zeggen, de rij-updatetijd. Doorgaans is TRAS gelijk aan drie eerdere timings.
Voor het gemak worden de tijden zonder symbolen weergegeven, gescheiden door een koppelteken, bijvoorbeeld 2-2-2 of 2-2-2-6.