Het huidige Microsoft SQL Server-databasebeheersysteem is een van de meest flexibele en krachtige. Alle gegevens van de door haar beheerde databases worden opgeslagen in mdf-bestanden (Master Database File). Bij intensief gebruik van de database (meerdere invoegingen en verwijderingen van tabelrijen) raakt het containerbestand gefragmenteerd. Het volume begint het werkelijke volume aan gegevens dat in de database is opgeslagen, aanzienlijk te overschrijden. Indien nodig kunt u het mdf-bestand comprimeren met SQL Server.
Noodzakelijk
- - Microsoft SQL Server draait op de lokale computer;
- - Studio voor SQL Server-beheer.
instructies:
Stap 1
Maak verbinding met de databaseserver. Selecteer in SQL Server Management Studio het item "Connect Object Explorer …" in het gedeelte Bestand van het hoofdmenu. Het dialoogvenster Verbinden met server wordt weergegeven. Hetzelfde dialoogvenster wordt automatisch weergegeven na het starten van SQL Server Management Studio. Selecteer het item Database Engine in de vervolgkeuzelijst Servertype. Voer in het tekstvak Servernaam de naam van de lokale computer in. Maak in de lijst Verificatie het huidige item dat overeenkomt met het type verificatie dat wordt ondersteund door de lokale SQL-server. Als u SQL Server-verificatie selecteert, voert u geldige referenties in de velden Gebruikersnaam en Wachtwoord in. Klik op de knop Verbinden.
Stap 2
Begin met het toevoegen van een bestaande database. Selecteer het item Databases in het deelvenster Objectverkenner. Klik er met de rechtermuisknop op. Selecteer "Bijvoegen …" in het contextmenu.
Stap 3
Selecteer het mdf-bestand dat u wilt bijvoegen. Klik in het dialoogvenster Databases koppelen op de knop "Toevoegen …". Zoek in de bestandsmapstructuur van het dialoogvenster Databasebestanden lokaliseren de map met het mdf-bestand en vouw deze uit. Markeer het en klik op OK.
Stap 4
Voeg de nieuwe database in het mdf-bestand toe. Controleer in het venster Databases koppelen de juistheid van het pad. Selecteer het enige item in de lijst Databases om bij te voegen. Verwijder in de groep besturingselementen Databasedetails het item dat overeenkomt met het logbestand als het niet wordt gevonden (het bericht Niet gevonden wordt weergegeven in het veld Bericht). Klik hiervoor op de knop Verwijderen. Klik OK.
Stap 5
Begin met het comprimeren van mdf-bestanden. Zoek in het venster Objectverkenner het item dat overeenkomt met de nieuw toegevoegde database. Markeer het. Klik erop met de rechtermuisknop. Selecteer in de contextmenu's de items Taken, Verkleinen, Bestanden.
Stap 6
Comprimeer het mdf-bestand. Selecteer in het venster Bestand verkleinen de optie Ongebruikte ruimte vrijgeven. Klik op OK en wacht tot de bewerking is voltooid.
Stap 7
Haal de eerder gekoppelde database uit de controle van de server. Klik in het venster Objectverkenner op het item dat overeenkomt met de database die in de vierde stap is toegevoegd. Selecteer in de contextmenu's de items Taken en Ontkoppelen. Klik op de knop OK in het venster dat verschijnt. Daarna kan het mdf-bestand naar eigen inzicht worden gebruikt.