Een bestands- of mapkenmerk is een kenmerk dat van invloed is op de toegang tot de locatie, het bewerken en enkele andere belangrijke processen. Attributen worden toegevoegd of verwijderd in het menu "Eigenschappen".
instructies:
Stap 1
Zorg ervoor dat het bestand niet is geopend om te bekijken of te bewerken. In dit geval mogen noch het bureaubladpaneel, noch het tabblad Toepassingen in Taakbeheer zijn naam hebben. Anders kunnen eigenschapswijzigingen en het toevoegen van attributen niet worden toegepast op het bestand.
Stap 2
Open de map met het gewenste bestand. Selecteer het met een enkele muisklik of met de pijltjestoetsen. Als de computer is geconfigureerd om een bestand te openen met een enkele muisklik, beweeg het dan gewoon over het bestand, waarna het wordt gemarkeerd.
Stap 3
Klik met de rechtermuisknop en zoek het item Eigenschappen in het contextmenu. Klik erop door één keer met de muis te klikken.
Stap 4
Open het tabblad Algemeen en kijk onderaan de opties en opties die worden geopend. Zoek daarin het woord "Attributen" en naast verschillende optioneel configureerbare attributen: "Verborgen", "Alleen-lezen", "Gearchiveerd", enz. Selecteer de gewenste attributen door op de vakjes naast het specifieke woord te klikken. Het attribuut wordt ingeschakeld als er een vinkje in het vak verschijnt.
Stap 5
Klik op de knop Toepassen en vervolgens op OK. Hierdoor worden de toegepaste attributen geactiveerd en opgeslagen.