Het Linux-besturingssysteem gebruikt het hulpprogramma fdisk om een schijf te partitioneren. Het heeft niets te maken met een soortgelijk hulpprogramma in DOS en Windows. Dit geldt ook voor de commando's die worden gebruikt om het programma te besturen.
instructies:
Stap 1
Maak een volledige back-up van alle gegevens die eerder op de schijf zijn opgeslagen. Nadat de partitiestructuur opnieuw is gepartitioneerd, is alle informatie op de schijf ontoegankelijk. Zelfs als het moet worden gerestaureerd, moet u hiervoor de rit naar een werkplaats geven, waarvan de diensten erg duur zijn.
Stap 2
Ontkoppel alle partities van de schijf die moet worden gepartitioneerd. Als de sda1- en sda2-partities bijvoorbeeld zijn aangekoppeld op een USB-flashstation met de naam / dev / sda, ontkoppel ze dan met de volgende reeks opdrachten: umount / dev / sda1umount / dev / sda2 Als het ontkoppelen mislukt, sluit dan alle toepassingen die toegang hebben tot de schijf en probeer het dan opnieuw.
Stap 3
Koppel het apparaat niet los met het uitwerpcommando, anders is het niet beschikbaar totdat de computer opnieuw is opgestart of tot de volgende keer dat het apparaat opnieuw wordt aangesloten (als het verwijderbaar is).
Stap 4
Voer de fdisk-opdracht in met de naam van het te partitioneren apparaat, bijvoorbeeld: fdisk / dev / sda
Stap 5
Het fdisk-programma heeft een opdrachtregelinterface, maar in tegenstelling tot het programma met dezelfde naam in DOS en Windows, zijn de opdrachten hier niet numeriek, maar alfabetisch. Elk van hen bestaat uit slechts één letter. U kunt hun volledige lijst op elk moment vinden door de opdracht m in te voeren.
Stap 6
Zoek uit welke partities zich momenteel op de schijf bevinden. Voer hiervoor het p-commando in.
Stap 7
Verwijder alle bestaande partities van de schijf. Om ze allemaal te verwijderen, voert u eerst de opdracht d in en vervolgens, wanneer daarom wordt gevraagd, het nummer van de partitie die moet worden verwijderd.
Stap 8
Nadat u de schijf van bestaande partities hebt gewist, begint u met het maken van nieuwe. Gebruik hiervoor de opdracht n. Geef na het invoeren aan of de sectie primair of secundair moet zijn, geef het begin- en eindpunt aan in blokken of cilinders, afhankelijk van de versie van het programma.
Stap 9
Gebruik de opdracht a om aan te geven welke partitie opstartbaar moet zijn.
Stap 10
In geval van een fout, sluit het programma af zonder de wijzigingen op te slaan met het q-commando, en als alles correct is gedaan, sluit het programma af met het opslaan met het w-commando. Formatteer vervolgens elk van de gemaakte partities, behalve de partities die bedoeld zijn om te wisselen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld het programma mkfs.ext3.