De programmeertaal Delphi werkt met functies die de uitvoering van een actie oproepen. Bewerkings- en schrijffuncties kunnen het beste worden gedaan in speciale editors.
instructies:
Stap 1
Open uw Delphi-programma en kies of u een nieuw project wilt maken of een van de oude wilt bewerken. Voer de eerste attributen in en ga verder met het maken van de functie.
Stap 2
Schrijf een sleutelwoord in de code die de uitvoering van de functie aanroept, in Delphi wordt dit functie genoemd. Daarna worden de naam van de functie die wordt uitgevoerd en de invoerparameters ervoor aangegeven. De laatste alinea moet tussen haakjes staan.
Stap 3
Houd er rekening mee dat u hier de exacte naam moet weten van de functie die de uitvoering van een bepaalde procedure aanroept. Raadpleeg de Delphi-referentieliteratuur als u niet zeker weet welke u in een bepaald geval moet gebruiken. Uw functie zou er ongeveer zo uit moeten zien: functie Naam (X: integer; S: String): Integer;
Stap 4
Als je problemen hebt met het maken van functies of het uitvoeren van andere vrij eenvoudige bewerkingen in Delphi, gebruik dan het boek "Delphi for Dummies" van Neil Rubenking, waarin alle noodzakelijke beginfasen voor het programmeren in deze taal duidelijk en gedetailleerd worden beschreven.
Stap 5
Om zulke eenvoudige momenten beter te onthouden, combineer je ze vaak met andere taken. Kies ook de juiste software voor het schrijven van Delphi-code, want meestal gebruiken onervaren programmeurs de eerste compilers die ze tegenkomen.
Stap 6
Als je deze programmeertaal niet in je eentje begrijpt, raadpleeg dan de leerboeken over de Pascal-taal, op basis waarvan Delphi was gebaseerd, waarna het in 1998 een aparte eenheid in programmeertalen werd. Als je eenmaal het basisprincipe van Pascal begrijpt, zal het veel gemakkelijker voor je zijn om de basisfuncties van Delphi te gebruiken.